Nederlands → Engels - onwillig adj. unwilling, unready, reluctant, restive, loath » Voorbeelden Nederlands → Frans - onwillig 1. (algemeen) peu disposé; réticent; mesquin 2. (afkerig) réticent; hésitant 3. (niet genegen) peu enclin; peu disposé » Voorbeelden Volgende termen in het Nederlands onwillige manslag onwilligheid onwrikbaar onwrikbaarheid onyx onzacht onzachtheid onzalig onze ónze onze lieve heersbeestje onze lieve vrouw onze lieve vrouwebedstro onzedelijk onzedelijkheid onzedig onzedigheid onzeewaardig onzeewaardigheid onzeker